Volksvermaak: 't Nut en sport
Velen van ons maakten op de lagere school voor het eerst kennis met sport door het vak lichamelijke opvoeding. Tot halverwege de 19de eeuw was lichamelijke opvoeding echter geen vanzelfsprekendheid op scholen. Dat de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen een groot verleden heeft in het onderwijs in Nederland is inmiddels bekend. Maar wat heeft ’t Nut met sport?
De SportZomer in 2016 in de media was vol en veel bekeken! ‘Wij Hollanders’ zijn trots op Sanne Wevers die zich naar goud turnde op de Olympische spelen. We keken met bewondering naar Kiki Bertens in de halve finale van Ronald Garros. Er was Europees voetbal, de Tour de France en tot slot de Paralympics met de gouden Nederlandse blade-runner en boegbeeld Marlou van Rhijn. Misschien zijn het wel de Paralympics die tonen waar het bij sport vooral om gaat: het gevoel van saamhorigheid ervaren ongeacht de beperking van de sporter. Met zijn allen als team toewerken naar een prestatie waarmee je boven jezelf uitstijgt.
De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen introduceerde halverwege de negentiende eeuw gymnastiek op de door haar opgerichte scholen. Dat werd niet meteen goed ontvangen. Sport werd veelal gezien als zinloos tijdverdrijf voor rijkeluiszoontjes. Ook uit de religieuze hoek kwamen bezwaren. In tijdschrift ‘Lessen’ van het Onderwijsmuseum (4014-1) is meer te lezen over de geschiedenis van het vak lichamelijke opvoeding op scholen. Het tijdschrift is geheel gewijd aan de betekenis en ontwikkeling van lichamelijke opvoeding in het onderwijs. Exemplaren van dit tijdschrift zijn na te bestellen bij het Onderwijsmuseum.
Parallel hieraan ontstond er halverwege de 19de eeuw bij ’t Nut ook aandacht voor de wijze waarop volksvermaken konden bijdragen aan ontwikkeling en volksbeschaving. ’t Nut schreef zelfs een prijsvraag uit. De inzending van F. Nagtglas ‘Iets over Volksvermaken’ werd gehonoreerd en gepubliceerd door ’t Nut. De verhandeling gaat in op veel soorten van volksvermaak zoals toneelvoorstellingen van de rederijkers, de activiteiten van de schutterijen, volkslezingen, het bezoeken van musea, tentoonstellingen en muziekuitvoeringen. Ook worden er vermaken beschreven die vandaag de dag als volwaardige sport worden erkend: ringsteken, harddraven, ijsvermaken (…. ‘zelfs voor dames en mensen van alle klassen’….), hardzeilen, balspelen en lichaamsoefeningen. Ten tijde van het schrijven van de verhandeling waren in Duitsland al gymnastiekverenigingen in opkomst. Nederland zou later volgen. Nagtglas geeft aan dat gymnastiek steeds meer als een belangrijk onderdeel van de opvoeding wordt gezien en het daarom ook mogelijk als volksvermaak een plaats kan krijgen.
Ook staan er in de verhandeling van Nagtglas (p.22) volksvermaken die vandaag de dag als barbaars worden bestempeld; het knuppelen, ganstrekken en vogelsnijden. Dat het er bij deze vorm van amusement er niet vredelievend aan toegaat doet de naam al vermoeden. Vooral dieren zoals katten, ganzen en hanen kwamen hierbij wreed aan hun einde. Veel onschuldiger zijn de beschreven balspelen. Nagtglas beschrijft bijvoorbeeld het ontstaan van het maliën Bij maliën wordt een houten bal niet met de hand geworpen maar door een malie voortbewogen. Een malie was een lange taaie stok met een fluweel handvat met aan de onderkant ‘een houten met ijzer bekleedde hamer’. Wie de bal met het minst aantal slagen heen en weer bracht tussen de palen aan het begin en eind van de maliebaan won het spel. De Maliebaan in Utrecht en ook in andere grote steden danken hun naam aan dit spel. Voor liefhebbers van volksvermaak toen en nu: Een digitale versie uit 1866 van F. Nagtglas ‘iets over Volksvermaken’ treft u hier aan.
Buikspieroefeningen in een gymzaal, 1961, | collectie Nationaal Onderwijsmuseum, Dordrecht | omslag tijdschrift LESSEN